Je kunt de dikte van het onder- en bovenblad bij het bouwen van een viool bepalen door het dikteverloop te meten. Ik behoor bij de groep bouwers die stellen dat het uiteindelijk niet gaat om de dikte van het blad, maar om de afgegeven (resonantie-)frequenties.
Dat betekent dat ik me tijdens het vormgeven van het blad laat leiden door de resonantie frequenties -ofwel de kloptonen- zowel wat betreft de bolling als qua het verloop van de dikte. Door op het blad te kloppen en de klank te analyseren ontstaan er grafieken waarbij de pieken de resonantiefrequenties weergeven. Hier volgt zo’n grafiek.

Als de pieken niet op de goede plaats zitten, kun je door bepaalde delen van het blad dunner te maken de pieken verschuiven. Ook kun je de afstand tussen de pieken in beperkte mate variëren. Als de pieken wel naar tevredenheid zitten lijm ik de bladen op de krans.
Dan zet ik snaren op de viool, zonder de viool eerst te lakken. Dat heet ‘in het wit spelen’, mijn merknaam ‘De Witte Viool’ komt daarvan. Als de klank goed is, gaan de snaren er weer af en maak ik hem klaar voor het lakken. Als de klank nog niet optimaal is werk ik de dikte -plaatselijk- bij totdat de klank voldoet.
Het testen van de complete viool kan de komende dagen beginnen. Het meest spannende moment van de bouw.